Essay
Erfgoedjaar 2025. Geweldig, maar voor wie?
Verleden voor een (betere) toekomst!? (door Marcel J.M. Put)
Essay over de inzet van de Heerlense geschiedenis, in het bijzonder het project Erfgoedjaar 2025, in het door de gemeente beoogde transformatieproces van de stad, aan de hand van de probleemanalyse en oplossingsrichting uit het boek Anti-stad. Pionier van het kleiner groeien.
Inleiding
In 2025 staat Heerlen in het teken van haar rijke geschiedenis en veelbelovende toekomst. Het gonst hier van de boeiende verhalen, groot en klein, die gelinkt zijn aan onze geschiedenis. Die zetten we in 2025 extra in de schijnwerpers. Met tal van evenementen en activiteiten, gemaakt en bedacht door jong en oud, wordt het jaar van het Erfgoed gevierd.
Dit is de openingstekst op de website van de gemeente Heerlen over het aanstaande Erfgoedjaar 2025. Aanleidingen voor dit Erfgoedjaar zo is te lezen, zijn het 800-jarig bestaan van het Landsfort en de herdenking van 50 jaar mijnsluiting.
Erfgoed, zo gaat de tekst verder, is wat én wie wij zijn. We moeten dat erfgoed laten zien en erover vertellen. En dat doen we in 2025!
Na een beetje scrollen en klikken volgt verdere uitleg: Erfgoed (is) onze erfenis van het verleden, waarmee we leven in het heden. Deze erfenis geven we door aan toekomstige generaties, zodat zij er ook van kunnen leren, het kunnen bewonderen en ervan kunnen genieten. Erfgoed is dus iets wat u erft. Het draagt bij aan uw identiteit en verbindt de gemeenschap. Het vertelt iets over waar we vandaan komen, wie wij zijn, en hoe we ons ontwikkelen. In het Erfgoedjaar wil de gemeente de tijdlijnen (van haar geschiedenis) laten herbeleven. De boodschap is: Zonder de lessen uit het verleden is er geen veelbelovende toekomst. (Citaten uit de video van de webpagina over Erfgoedjaar 2025)
Het klinkt als een klok. Maar …na bijna 40 jaar professioneel met geschiedenis bezig te zijn, zowel in onderzoek als in presentatie (in woord, geschrift en audiovisueel), roept deze aankondiging tal van vragen bij mij op. Niet alleen als historicus en oud-docent, maar ook als inwoner van Heerlen wil ik graag meer weten over het hoe en waarom van het Erfgoedjaar 2025.
Is Erfgoedjaar 2025 gewoon een verjaardagsfeestje voor het Landsfort met daarbij gevoegd de herdenking van de mijnsluiting? Of beoogt de gemeente ook nog andere doelen? Dat laatste lijkt voor de hand te liggen aangezien er voor het Erfgoedjaar 2025 middelen worden vrijgemaakt door een gemeente die tal van problemen heeft en die in 2026 vanwege de beperktere financiering door het Rijk in zwaar weer dreigt te komen en daarom beter spaarzaam kan zijn. Geld geven voor alleen een feestje is dan niet zo’n goed idee. Dus wat wil de gemeente nog meer dat in haar ogen de investering in Erfgoedjaar 2025 waard is?
Dit essay is een verslag van mijn zoektocht naar mogelijke antwoorden en mijn gedachten, overwegingen, kritiekpunten en bedenkingen hierover. Het is een poging een discussie te starten over de functie(s) die geschiedenis kan vervullen binnen het gemeentelijk beleid en hoe dat dient te gebeuren om doelmatig te zijn.
De stand van zaken: Heerlen Nu
Gaat de zon ook in Heerlen weer schijnen, zoals PVV-leider Geert Wilders beweerde, bij het aantreden van het kabinet Schoof? In sommige plekken van de stad lijkt dat al lang het geval. De terrassen rond het Pancratiusplein zijn doorgaans goed bezet. In het centrum en in Heerlen-Zuid worden uitbundige feesten gevierd zoals het stadscarnaval, Park City Life en Cultura Nova. De gebouwde omgeving is er de laatste jaren verrijkt met het Maankwartier, een opgeknapt Nederlands Mijnmuseum, de heringerichte Promenade en het nieuwe stadskantoor. Daarnaast zijn er in het centrum grootse plannen met de bouw van een nieuw Romeins museum, een verbouwing en aanvulling van het Royal-theater en de realisatie van een zwembadkerk aan de Laanderstraat. Bovendien is er nog geld om tegenvallers, zoals de onmiddellijk te vervangen beplating van het raadhuis, te betalen.
Daar staat tegenover dat Heerlen slecht scoort als het gaat om de gezondheid van zijn inwoners, het aantal mensen dat van een uitkering afhankelijk is, de criminaliteit en politiecapaciteit, laaggeletterdheid, energiezuinige woningen, verkiezingsopkomst en meedoen aan de samenleving in zijn algemeen. Bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer ging een derde van de stemmen naar de partij die mensen die vluchten voor oorlog, geweld en discriminatie het land niet langer wil binnenlaten. Een opvallende keuze van mensen in een stad die ontstaan is door de komst van gelukszoekers uit Nederland, maar vooral ook uit Europa, Noord-Afrika en het Nabije Oosten. Ondanks dat de SP er al ruim twintig jaar de scepter zwaait is de onderlinge solidariteit binnen en tussen de minderbedeelde groepen (lagere klassen zo u wilt) in de Heerlense samenleving blijkbaar ver te zoeken.
Uit onderzoek blijkt dat het doorgaans ‘zonnig’ is in Heerlen Centrum en Heerlen Zuid (met uitzondering van het Eikenderveld en de Molenberg), maar dat boven Heerlen Noord zware onweerswolken blijven hangen. Daar leven mensen gemiddeld 7 jaar korter en de laatste 10-15 jaar van hun leven in slechtere gezondheid dan de stadsgenoten aan de andere kant van de spoorlijn. In het noordelijk deel van de gemeente is veel meer sprake van armoede en laaggeletterdheid. Daar staan de meeste slecht geïsoleerde woningen, is er meer overlast van verwarde en verslaafde personen. Veel mensen in Heerlen-Noord hebben het idee dat zij er niet toe doen, dat ze in de steek gelaten zijn. Ze vechten op hun manier voor een beter bestaan en zijn meer vatbaar voor ‘rattenvangers’ met beloftes over eenvoudige, maar onwerkbare oplossingen.
Daarnaast is volgens Maurice Hermans, schrijver van het boek De Anti-stad. Pionier van kleiner groeien (2016, nai010 uitgevers Rotterdam), de gemeente zelfs haar ziel kwijtgeraakt door de rigoureuze sloop van het zichtbare (mijn)verleden. Er is weliswaar een nieuwe Ziel van Heerlen, maar dat is een driemanschap op zoek naar manieren om een positief Heerlen-gevoel te bewerkstelligen. Eigenlijk zijn zij als Ziel op zoek naar de ziel. Hetzelfde kan worden gezegd van de organisaties Mijn Heerlen en Frisse Wind, die het positieve van Heerlen onder de aandacht brengen en initiatieven daartoe ondersteunen.
Heerlen, een anti-stad
Volgens Maurice Hermans, auteur van Anti-stad, voldoet Heerlen aan de zeven karakteristieken van een anti-stad (Hermans noemt er overigens acht!). Alhoewel ik me niet altijd kan vinden in de historische verklaringen die hij voor het ontstaan van Heerlen als anti-stad geeft, onderschrijf ik zijn analyse van de problemen.
De eerste drie eigenschappen van de anti-stad betreffen omvang, inwoneraantal en – spreiding. Heerlen heeft te weinig inwoners die te verspreid leven over de diverse kernen van de gemeente waardoor de huidige problemen niet adequaat aangepakt kunnen worden. Een ander kenmerk is het overheersende gedachtepatroon van groei, dat bij een transitie in een krimpregio contraproductief werkt. De overige drie karakteristieken zijn ten eerste de diffuse en ongedefinieerde identiteit: de Heerlenaar bestaat niet. Je bent van Meezenbroek, uit Hoensbroek, een Molenpiek, van de Baan of een Heidsjer- of Sjandelerjong of -meëdje. Ten tweede de gedachte bij veel inwoners dat historisch erfgoed ontbreekt en/of de omgeving/stad als lelijk en niet interessant of waardeloos wordt ervaren. Ten derde mist een anti-stad een stedelijke cultuur waarin vrijheid een voedingsbodem kan zijn voor ondernemerschap, diversiteit en dynamiek. De achtste karakteristiek is dat er in een anti-stad zowel in de economie als in het culturele leven een heel dominante factor is, die daardoor weinig ruimte voor verandering biedt. Dit alles staat een overgang naar een ‘betere stad’ in de weg.
Hermans constateert niet alleen de problemen, maar komt ook met manieren tot verbetering. Hij noemt die ‘terugbouw’. De oplossingen binnen deze terugbouw vallen in drie categorieën: fysieke, sociale en mentale terugbouw.
De fysiek terugbouw gaat vooral over het op peil houden van het niveau van voorzieningen. De sociale terugbouw betreft de wijzigingen in tradities en verhoudingen tussen mensen. Deze twee aspecten zijn vooral gericht op het hier en nu. Het derde, de mentale terugbouw, richt zich op de toekomst. De mensen moeten op zoek naar een nieuwe betekenisvolle, bestendige en herkenbare toekomst. Het verbeteren van hun huidige situatie gaat beter als er een stip op de horizon is, een doel waar ze zich op kunnen richten. Daarbij is het noodzakelijk te weten waar je staat, wat je wortels zijn, wat je verleden is. Je daarvan bewustzijn, je identiteit kennen, is immers de basis van wie je bent en kan je de kracht en de kennis geven om te weten en te voelen dat het beter kan worden, dat het afleggen van de weg naar die stip feitelijk al verbetering is.
Terugbouw in Heerlen
De gemeente Heerlen en diverse organisaties proberen al langere tijd de stad te hervormen, haar opnieuw uit te vinden. Daartoe zijn zij in samenwerking met het Rijk onder andere het Nationaal Programma Heerlen-Noord gestart. Verder profileert Heerlen zich de laatste jaren meer als onderwijs- en cultuurstad. Het eerste gebeurt door meer aandacht voor de aanwezigheid van de OU en de Hogeschool Zuyd. Het tweede door de programmering van Parkstad Limburg Theaters, de bouw van het Maankwartier en het nieuwe stadskantoor, de reconstructie van de Promenade en omgeving, het organiseren van evenementen zoals Schrittmacher en het International Breakdance Event (IBE), stimuleren van het maken van murals, de activiteiten door Schunck*, de herhuisvesting van het Romeins museum en het Nederlands Mijnmuseum. Hiermee worden respectievelijk kleinkunst, architectuur, dans, murals, beeldende kunst en geschiedenis ingezet als peilers en trekpleisters van de gemeente. Opvallend is dat daarbij relatief veel wordt ingezet op ‘stenen’ en ‘de mens’ (burger/inwoner) minder centraal staat.
Dat is anders bij het Burgerberaad dat in januari 2025 van start gaat. Dit nieuwe overlegorgaan van 150 willekeurig geselecteerde burgers adviseert de gemeenteraad op een van tevoren gekozen thema. Burgers krijgen een aantal opties voorgelegd en kiezen daaruit wat zij willen behandelen. Het eerste thema is ‘Hoe zorgen we ervoor dat de gemeente Heerlen voor iedereen een fijne plek is om te leven?’, kortom: hoe bevorderen we de leefbaarheid van de gemeente?
De ambitie om op middellange termijn voor een jaar Culturele hoofdstad van Europa te worden is gestaakt vanwege de verwachte hoge kosten. Op korte termijn is wel een andere culturele actie gepland: het Erfgoedjaar 2025. Op de gemeentelijk website is te lezen hoe de gemeente daaraan invulling denkt te geven:
Kom met een goed idee dat in het teken staat van het Heerlens erfgoed en aansluit op de thema’s: Romeinen, Ridders en Rovers, Mijntijd, de Transitiejaren en de toekomst. We roepen u op om uw versie van Heerlen in de spotlight te zetten. Denk aan familieverhalen en anekdotes, een muziekstuk of uw mening over ons Erfgoed in een debat. Maar bijvoorbeeld ook een evenement. Denk aan een dance-battle in de voormalige mijnschacht, een verhalenwedstrijd, een gabberfeest in de Royal of een historische wandeling in uw wijk. Laat vooral uw creativiteit spreken!
De rol van het eigen verleden bij de terugbouw
Koppelen we deze oproep aan de door Hermans genoemde terugbouw dan lijkt het voor de hand te liggen dat de gemeente het verleden wil gebruiken voor sociale en mentale terugbouw. Dat heeft ze al eerder gedaan. De laatste jaren is er vanuit de gemeente Heerlen regelmatig aandacht geweest voor het verleden van de stad als middel om sociale en mentale terugbouw (bewust of onbewust) te bewerkstelligen. Hieronder volgen de meest in het oog springende activiteiten.
2015 was het Jaar van de Mijnen, een veelzijdig en langdurig evenement dat door de hele regio werd ondersteund. Ook was er sprake van een grote betrokkenheid vanuit de samenleving. Er werden maar liefst 350 activiteiten georganiseerd. Ook hield de organisatie €200.000 over. L1 wist te melden dat dit geld voor een vervolg zou worden ingezet.
Een jaar later werd het nationale jaarlijkse archeologiecongres, De Reuvensdagen, in Heerlen gehouden. Ter gelegenheid hiervan riep de gemeente Heerlen mensen op om hun mooiste archeologische vondst te laten zien onder het motto Tussen scherf en schat. De mooiste voorwerpen werden tentoongesteld in het Thermenmuseum Heerlen.
In hetzelfde jaar werd besloten dat het Provinciaal Archeologisch Depot naar Heerlen kwam. Het kreeg de naam De Vondst en biedt het publiek de gelegenheid te zien hoe archeologische vondsten worden ‘verwerkt’.
De instelling van het Romeins Kwartier gebeurde in 2020. Tegelijkertijd werden de grootse nieuwbouwplannen voor het Thermenmuseum bekend gemaakt. Ook kreeg het museum een nieuwe naam: Romeins Museum. Het daarbij geïnitieerde Project Supersteen dat de bevolking bij de herinrichting van het Romeins Kwartier moest betrekken, lijkt een stille dood te zijn gestorven.
In 2021 was Heerlen op 31 oktober en 1 november gastgever van de 4e Dag van de stad. Daarbij speelde geschiedenis een voorname rol. De Dag van de Stad reist dit jaar ‘Terug naar de toekomst’! Op 1 november leren we niet alleen van elkaar, maar putten we ook inspiratie uit het verleden. En gaan we samen met jou op zoek naar het antwoord op de vraag hoe de geschiedenis van een stad een inspiratiebron kan zijn voor haar toekomst.
Een van de stellingen was dan ook: Het verleden als inspiratie voor de toekomst. Enkele van de genodigden namen een duik in de geschiedenis van Heerlen onder leiding van Marcia Luyten, econoom, cultuurhistoricus, oud-presentator van Buitenhof en auteur van bestseller ‘Het geluk van Limburg’. Doel was na te denken over de mogelijk nieuwe economische kracht van Parkstad. Maurice Hermans deelde zijn bevindingen zoals hij die in zijn boek Anti-stad verwoordde en legde uit wat ‘kleiner groeien’ voor Heerlen inhield.
Voor deelnemers én belangstellende burgers waren er enkele door gidsen begeleide fietsroutes naar het Corneliushuis, langs voor Heerlen interessante historische plekken. (In de route die ik reed werd er overigens niets verteld over en werd niet verwezen naar het inspirerende karakter van deze plekken of de zaken die daar te zien waren voor de toekomst van de stad)
Enkele dagen later kwam op de hoek van de Saroleastraat en de Dautzenbergstraat bij de verbouwing van een pand een oude gevel tevoorschijn. Veel Heerlenaren waren niet alleen verbaasd, maar zelfs verrukt. In de gemeenteraad werd dit enthousiasme gedeeld en vroeg men zich af of er in de binnenstad nog meer van zulke ‘parels’ verborgen waren. De Limburger wijdde er meerdere stukken aan en er stonden lange tijd opvallend veel mensen stil om de verbouwing te bekijken en te fotograferen.
Op 1 mei 2022 opende het door de gemeente gefinancierde Nederlands Mijnmuseum zijn deuren in haar nieuwe hoofdvestiging in het voormalige pand Kneepkens. Afgaande op de commentaren die in het gastenboek werden achtergelaten waren de bezoekers enthousiast. Vanuit professioneel historische hoek kwam echter forse kritiek. Aanvankelijk werd die weggewuifd, maar uiteindelijk besloot het museum toch dat een kwalitatieve verbeteringsoperatie geboden was.
In de hete zomer van 2023 was er Heel Heerlen Graaft, waarbij bewoners binnen een straal van enkele honderden meters van het museum werden opgeroepen een vierkante meter tuin op bodemvondsten te (laten) onderzoeken. Dit project kreeg ook veel landelijke aandacht.
Tot slot was er tussen 2012 en 2022 nog de Internationale Bau Ausstellung Parkstad, ofwel IBA Parkstad. Door de samenwerking van structurerende, erfgoed, technische, vastgoed en sociaal-maatschappelijke innovaties werd een vliegwiel-effect nagestreefd waardoor Parkstad tot een inspirerende en toekomstbestendige omgeving zou worden. Het zou bovendien zorgen voor hernieuwde trots voor bewoners en ondernemers van Parkstad. Met de beoogde vernieuwingen op het gebied van erfgoed was er bij IBA Parkstad dus ook een historische component. Heerlen was bij twee erfgoedprojecten betrokken. Allereerst het deels zichtbaar en ‘beleefbaar’ maken van de verborgen historische structuur van de Romeinse Via Belgica. Daarnaast werd gestart met het zogenaamde ‘urban expierence’, dat wil zeggen het opwaarderen van beeldbepalende (historische) gevels in en rond de binnenstad.
Het is niet alleen interessant, maar waarschijnlijk ook erg leerzaam om bij al de hierboven aangehaalde ‘historische’ projecten te onderzoeken wat ze hebben opgeleverd, wat hun invloed is geweest op het bewust of onbewust verminderen van de door Hermans genoemde anti-stad karakteristieken. In geval van bewust verminderen moeten de gestelde doelen van een project eerst kenbaar gemaakt worden. Vervolgens kan de gekozen meetmethode worden toegepast en het verkregen resultaat naast het gestelde doel worden gelegd. Bij een niet beoogde geconstateerde verandering moet worden nagegaan waardoor zij teweeg is gebracht. Zo kan worden bekeken of middelen op een effectieve manier zijn ingezet en of de gebruikte methode tot het gewenste/gehoopte resultaat leidt.
Een dergelijke aanpak zou ook voor het geplande Erfgoedjaar 2025 moeten gelden, want gezien de (financiële) situatie van Heerlen zou, zo betoogde ik al, enkel ‘een historisch feestje geven’ niet aan de orde mogen zijn. Het zou veel beter passen als de gemeente het Erfgoedjaar 2025 ziet als een manier om de door Hermans geopperde sociale en mentale terugbouw te realiseren.
Erfgoedjaar 2025
Als het om duidelijk maken van resultaat gaat, dat wil zeggen niet alleen de constatering, maar ook de waardering en de invloed van de activiteiten, stuiten we echter op een probleem. Ten eerste zijn de hierboven genoemde ‘historische’ projecten als het gaat om sociale en mentale terugbouw onvoldoende geëvalueerd om er ‘harde’ lessen uit te kunnen trekken of te weten wat het effect, het concrete resultaat van een afzonderlijke activiteit en/of het hele project is. In het beste geval is er verbetering te bespeuren, maar heeft men geen idee hoe die tot stand is gekomen. In het slechtste geval zijn de middelen zonder (positief) effect ingezet en is er eveneens geen idee waar dat aan ligt.
Het project Erfgoedjaar 2025 lijkt eenzelfde lot beschoren. In de publiekelijk beschikbare informatie erover wordt namelijk in zijn geheel niet gesproken over na te streven doelen of gewenste effecten, laat staan over de SMART-presentatie daarvan (Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden).
Het is opvallend dat bij de genoemde historische projecten vaak de termen ‘samenhang’, ‘verbinding’ en ‘trots’ worden gebruikt, maar dat deze begrippen op geen enkele manier verder worden omschreven of kwalitatief dan wel kwantitatief worden gespecificeerd.
Als Heerlen door een historisch project positief in het nieuws komt, zal dat vast en zeker een deel van de inwoners trots maken. En als het bij dat project, zoals bijvoorbeeld bij Heel Heerlen Graaft, gezellig is en mensen met elkaar in contact zijn, is dat natuurlijk prachtig. De vraag is echter wat die voor deze mensen ongetwijfeld fijne en nuttige activiteit de gemeenschap in zijn geheel oplevert? Zijn die mensen wel de beoogde doelgroep? Waren zij niet al trots en stonden zij niet al open voor anderen, vaak gelijkgestemden? Is er sprake van gedragsverandering als het gaat om sociale en mentale weerbaarheid? Bereik je met zo’n project de inwoners die nu net die sociale en mentale terugbouw (veel harder) nodig hebben en die de stad op haar beurt nodig heeft om in zijn geheel die terugbouw te realiseren? En dan is er nog het feit dat inwoners van Heerlen pas in tweede instantie Heerlenaar zijn. Zoals hierboven al werd aangegeven, voelen zij zich immers allereerst bewoner van hun buurt of stadsdeel.
De oproep die de gemeente in het kader van het Erfgoedjaar 2025 doet, klinkt als muziek in de oren als je van geschiedenis houdt. Door mensen zoals ik zal hij worden gehoord en die gaan er ook mee aan de slag. Dat is mooi. Maar zijn dat ook de mensen die de gemeente wil bereiken? En is een Erfgoedjaar 2025 zoals dat nu wordt aangeboden het juiste instrument?
Mijn werk heeft me geleerd dat je als geschiedenisdocent vaak een verkoper bent die iets aanprijst waarvan jij overtuigd bent dat iedereen het nodig heeft, maar dat niemand wil hebben. Zelfs al zouden alle inwoners van de Heerlen interesse in hun verleden hebben, moet de gemeente zich afvragen of dit project iets brengt dat de mensen echt nodig hebben, waar ze op zitten te wachten, dat hen helpt.
Ben je bezig met je identiteit, met een verbonden gemeenschap en het gevoel van trots op je woonplaats, als je moeite hebt elke maand rond te komen? Sta je open voor Erfgoedjaar 2025 als je de rekeningen niet kunt betalen, als je ziek bent, je geen nieuwe schoenen voor je kinderen kunt kopen en/of in een tochtig huis woont? Kan (het verwerven van) meer kennis over je eigen verleden of dat van je woonomgeving die ellende verdrijven, helemaal of voor even? En zo ja, hoe werkt dat dan?
Mijn vraag aan de makers/eigenaren van het Project Erfgoedjaar 2025 is dan ook:
Draagt meer kennis van en betrokkenheid bij het eigen verleden bij tot de verbetering van de sociaal-economische positie van Heerlenaren? Met andere woorden helpt Erfgoedjaar 2025 zoals het nu wordt aangeboden om enige vorm van sociale en mentale terugbouw te realiseren bij de groep die dat het best kan gebruiken en voor de stad Heerlen die dat zo hard nodig heeft? En zo ja, hoe werkt dit dan en hoe weten we dat het werkt? Hoe meten we dat?
Een aanvullende vraag is of de verantwoordelijken van het Project Erfgoedjaar 2025 zich het volgende realiseren: Hoe kun je een zinvolle historische bijdrage leveren als je de kennis ervoor mist en het door laaggeletterdheid ook nog eens problematisch is die kennisachterstand weg te werken? Het kan toch niet de bedoeling zijn dat er maar wat wordt gerotzooid met de geschiedenis, onder het mom van ‘het is leuk, dus het is goed (= waar)’.
Wat er wordt gemaakt hoeft natuurlijk geen doorwrochte academische geschiedenis te zijn, maar nu lijkt de gemeente te zeggen: Doe maar iets met geschiedenis, zonder dat er een historische kwaliteitseis aan is verbonden. Daarmee doet zij haar erfgoed geen recht. Sterker nog, zo wordt het Heerlens erfgoed te grabbel gegooid en is het Erfgoedjaar 2025 niet meer dan een kermis, een theater waar alle fantasieën worden toegejuicht als ze maar ‘over vroeger’ gaan. Een feestje dat naar de buitenwacht en bij sommige inwoners misschien goed scoort, maar geen problemen oplost, geen sociale en mentale terugbouw realiseert.
Met het oog op die sociale en mentale terugbouw zou de gemeente veel meer bepaalde kaders moeten aangeven of categorieën vormen, zodat de deelnemers aan het Erfgoedjaar 2025 weten waar ze aan toe zijn en wat ze wel en niet kunnen doen. Misschien moet ze er zelfs voor zorgen dat mensen bij de hand worden genomen en dit faciliteren, door bijv. de hulp in te roepen van de diverse historische verenigingen van de stad. Zijn de historische verenigingen, die kennis van het Heerlense verleden hebben en doorgaans door de gemeente worden gesubsidieerd, überhaupt bij dit project betrokken? Harmonieën en fanfares moesten vroeger in ruil voor de gemeentelijke subsidie ieder jaar minstens een gratis buurtconcert geven. Misschien is het een idee de historische verenigingen ook een wederdienst te vragen. Het zou voor hen ook een manier zijn om meer bekendheid te krijgen en daardoor misschien meer (actieve) leden.
Een serieus verhaal over de geschiedenis van de voetbalclub dat in de kantine wordt gedeeld, voorafgegaan door een wedstrijd gespeeld met kleding en in de jaren twintig stijl en een zware leren bal met veter; een komisch toneelstuk over d’r Kuëb va Heële; een wedstrijd voor fantasietekeningen over Heerlens eerste liefdespaar, Lucius en Amaka, of een nostalgisch samenzijn tijdens een speciale editie van ‘Remember Femina’. Dit zijn allemaal voorbeelden waarbij het Heerlens erfgoed een rol speelt. Vermoedelijk zijn dit ook de zaken die de gemeente bedoelt. Maar zo communiceert ze dit niet. Het lijkt nu alsof ze een halfbakken idee over de schutting gooit en zegt: doe hier iets mee, terwijl ze geen idee heeft wat ze ermee wil bereiken, laat staan hoe. Het moet leuk zijn, goed klinken, even scoren. Zit Heerlen, met al zijn grote problemen, daarop te wachten? Herhaalt de gemeente dan niet de fouten van de jaren zeventig en tachtig? Toen werd het verleden rigoureus weggepoetst. Met een Erfgoedjaar 2025 in de huidige opzet dreigt het verleden opnieuw niet serieus te worden genomen, maar tot een bonte kermis te worden gereduceerd. Een kermis die er bovendien vooral is voor degene die ervan houden en hem kunnen betalen. Het geld wordt gebracht naar de plek in Heerlen waar dit het minst nodig is.
Als het dus om de sociale en mentale terugbouw gaat, is deze aanpak volgens mij gedoemd te mislukken. De opdracht is niet duidelijk. De doelen (voor de gemeente en voor de deelnemers) zijn onbekend. Uit dit laatste vloeit voort dat de manier waarop en waarmee resultaat gehaald moet worden dat ook is en dat er over een meetmethode al helemaal niet is nagedacht. Hetzelfde geldt voor het benaderen van de doelgroepen en een gedifferentieerde aanpak omdat deze (zeer) verschillend zijn.
De schrijfster Falun Ellie Koos zei in het televisieprogramma VPRO Boeken van zondag 29 september iets interessants over armoede en cultuur. (…) dat als je bezig bent met overleven, dat je niet zo veel ruimte voelt om te groeien. en (…) dat je niet bezig bent met andermans perspectief, maar dat je voortdurend denkt: hoe werkt deze situatie voor mij, ben ik hier wel veilig, neemt niemand me in de mailing.
Koos is als het om armoede gaat een ervaringsdeskundige. Ik vraag me dan ook af hoe de bedenkers van Erfgoedjaar 2025 de Heerlenaren, die moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen, de taal soms onvoldoende machtig zijn en vaak te weinig over de geschiedenis van hun stad weten, enthousiast willen krijgen voor hun project om hen zo meer trots te geven en meer in verbinding te laten zijn, zodat zij hun Heerlense identiteit kunnen vieren en uitdragen? Kortom wat is voor deze mensen en de gemeente in zijn geheel het aantoonbare nut van Erfgoedjaar 2025? Nu lopen we het risico dat enkele inwoners, die dat anders ook wel zouden doen, leuk bezig zullen zijn en er een feestje van maken, dat de stad weer even een positief imago geeft, terwijl de echte problemen onder het tapijt worden geschoven. Wat eind vorige eeuw ‘Van Zwart naar Groen’ was, wordt ‘Van Nu naar Nostalgie’.
Samenvattend en concluderend
Er is door de gemeente Heerlen een historisch project bedacht en aangekondigd: Erfgoedjaar 2025. De situatie in Heerlen is zo dat het gebrek aan samenhang binnen de samenleving, de laaggeletterdheid, beperkte kennis van het eigen verleden en daarmee de afwezigheid van trots bij een groot deel van de bewoners door het gemeentebestuur als problemen worden gezien. Deze moeilijkheden beperken de opties voor Heerlen om zichzelf aan de eigen haren uit het moeras te trekken. Die problemen zijn volgens Hermans kenmerkend voor de anti-stad. Ze kunnen verholpen worden door terugbouw. Daarvoor zijn volgens Hermans bij burgers een bepaalde mate van zelfverzekerdheid, mentale kracht en zelfredzaamheid nodig, zodat de gemeentelijke organisatie er niet alleen voor staat. Heerlen probeert dit al enkele jaren te bewerkstelligen, zodat ze op den duur geen anti-stad meer zal zijn. Daarvoor zet ze ook haar geschiedenis in. Tot op heden zijn er echter geen bruikbare analyses en kosten-baten-overzichten van dergelijke projecten gemaakt. Hierdoor blijft onbekend wat wel en niet werkt om met behulp van ‘historische’ projecten sociale en mentale terugbouw te creëren en waarom dat zo is.
Het Project Erfgoedjaar 2025 zal volgens mij dan ook helaas geen (meetbare) positieve bijdrage een de gewenste en beoogde sociale en mentale terugbouw leveren. De aanpak is te globaal, te vrijblijvend en ondoordacht. In de huidige vorm is het vooral een ‘luxe-project’ voor inwoners die het al relatief goed hebben. Het zal ongetwijfeld een tijdelijk positief imago-effect voor de stad bewerkstelligen, maar niets veranderen aan de houding van de inwoners voor wie het leven minder rooskleurig is. Het is als schieten met een hagelgeweer op een kluft fazanten. Je krijgt een korte kick van het schieten, raakt er altijd wel een, maar gaat uiteindelijk met lege handen naar huis.
Zolang er geen heldere kaders en doelen voor het project worden gesteld zal dit zo blijven en is het in mijn ogen, en ongetwijfeld ook in die van de niet-bereikte inwoners, geld dat wordt besteed aan Heerlenaren die het niet nodig hebben. Hierdoor kunnen de meer behoeftige inwoners voor hen noodzakelijkere dingen niet krijgen. In plaats van terugbouw zal er dan sprake zijn van verdere afbouw bij dit deel van de Heerlense bevolking. De stad zal verder wegzakken in het moeras van de anti-stad.
Als historicus, oud-docent geschiedenis en burger van Heerlen raad ik het project Erfgoedjaar 2025, zoals het er nu ligt, dan ook ten sterkste af. Het is weggegooid geld en vergeefse moeite als het gaat om de zo gewenste en noodzakelijke sociale en mentale terugbouw. Op deze manier ingezet biedt het verleden niet de beoogde betere toekomst voor de inwoners van Heerlen.